Familie Bakker koopt bij zonweringbedrijf UV Plus zonneschermen voor hun woonboerderij. Een paar maanden na de montage, meldt de heer Bakker klachten: de bedieningsmotor van een scherm hapert en het scherm aan de zuidkant van de boerderij verkleurt in rap tempo. Omdat UV Plus kampt met onderbezetting, duurt het even voordat een monteur de situatie komtopnemen. Bakker, die net met pensioen is gegaan, windt zich hier erg over op. Hij post negatieve Google recensies. Zo schrijft hij dat de service van UV Plus abominabel is, de prijs-kwaliteit ver te zoeken en dat UV Plus telefonisch slecht bereikbaar is.
Later plaatst UV Plus een nieuw scherm en motortjes. Bij de montage beschadigt één kozijn. Als bovendien het nieuwe motortje bij het serreraam weer niet goed werkt en Bakker niet direct gehoor krijgt bij UV Plus, knapt er iets bij hem. Hij plaatst nu berichten op social media, zoals Facebook en LinkedIn. Hij gaat veel verder met zijn kritiek. Hij noemt UV Plus een oplichtersbende, monteur Jan Jansen een randdebiel met twee linkerhanden en Jannie de Boer van de boekhouding kan niet tot tien tellen. En ga zo maar door. UV Plus eist via een advocaat onmiddellijke verwijdering van de berichten op social media. Bakker verweert zich met zijn recht van vrije meningsuiting. Hij doet er zelfs nog een schepje bovenop door op Facebook de directeur en de advocaat van UV Plus te betichten van lidmaatschap van dezelfde sekte, die hem kapot wil maken.
UV Plus betrekt de heer Bakker in een kort geding. De voorzieningenrechter is het met Bakker eens dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend en waarschuwend mag uitlaten over zijn ervaringen met bedrijven. UV Plus heeft echter ook recht op bescherming van haar goede naam en reputatie, en die van haar werknemers. Zij hoeft geen blootstelling aan ongefundeerde beschuldigingen te tolereren. Bakker kan niet uitleggen waarom het nodig was om namen van medewerkers te noemen. Zijn doel lijkt uitsluitend het publiekelijk aan de schandpaal nagelen. Bakker heeft de grens van de vrijheid van meningsuiting ruimschoots overschreden, aldus de rechter. Hij moet zijn uitlatingen op LinkedIn en Facebook direct verwijderen, op straffe van een dwangsom. Ook moet hij de proceskosten betalen.
VRIJE MENINGSUITING
Het recht op vrije meningsuiting botst tegenwoordig wel vaker met het recht op bescherming van iemands privéleven of levert belediging, smaad of laster op, wat ook buiten het strafrecht om onrechtmatig handelen kan opleveren. Een exacte grens is vooraf lastig te trekken. Rechters maken in concrete situaties een afweging van de (grond)rechten over en weer, bezien in het licht van de omstandigheden, en oordelen wat in dat geval zwaarder weegt. Het noemen van medewerkers bij naam is sowieso onrechtmatig, als er geen gerechtvaardigd belang is.
MR. MIRJAM BOS
bedrijfsjuridisch adviseur
koninklijke metaalunie