Nederlanders hebben steeds meer last van het zogeheten ‘not in my backyard-syndroom’. Dat is niet een zeldzame ziekte waar dokter House zich over moet buigen, maar een houding van individuele burgers, gemeenten en provincies. Als je aan een gemiddelde Nederlander vraagt naar wat de grootste maatschappelijke uitdagingen zijn, worden zaken als het stikstofprobleem, de energietransitie en het woningtekort genoemd. Als je ze dan voorlegt of ze een nieuwe woonwijk of flat of windmolenpark aangrenzend aan hun woonwijk willen, klinkt het, in goed Nederlands, ‘niet in mijn achtertuin!’
Gemeenten en provincies hebben daar ook een handje van. Als we vragen om het oplossen van de huidige en toekomstige tekorten aan bedrijventerreinen voor bedrijven in de zogeheten milieucategorie 3.1 en hoger, oftewel de belasting die een bedrijfsactiviteit kan leggen op het milieu, de capaciteit op het elektriciteitsnetwerk, drinkwaterwinning of zand- en grindwinning, klinkt ook vanuit het gemeente- en provinciehuis; ‘niet in mijn achtertuin’.
Het heeft alles te maken met de macht en autonomie die gemeenten en provincies hebben gekregen onder het mom van decentralisatie van het Rijk. In Den Haag waaide er het laatste decennium een wind om ‘decentraal te maken wat kan en centraal wat moet’. Het heeft geleid tot gemeenten en provincies die de deur stevig dichthouden als er gevraagd wordt mee te helpen bij het oplossen van een aantal grote economische en maatschappelijke problemen. Onze achterban krijgt ook steeds vaker te horen dat er geen plek is. Niet in de voortuin, maar ook niet in de achtertuin van gemeenten. Daarmee gaan gemeenten voorbij aan het economische belang van al die bedrijven. Die in Nederland op 3800 bedrijventerreinen goed zijn voor 40% van het BNP. En die voor 30% van alle werkgelegenheid zorgen op slechts 2,6 % van het oppervlak van Nederland! Dit ‘niet in mijn achtertuin’-gedrag schaadt dus ook gewoon de economie!
Om te voorkomen dat Nederland ‘vastloopt’, is het daarom de hoogste tijd dat een aantal taken teruggehaald wordt van gemeenten en provincies naar het Rijk (‘centraal wat moet’). Zodat het Rijk de niet in de noodzakelijke en wenselijke pas lopende gemeenten en provincies kan terugfluiten. Bijvoorbeeld als gemeenten woningbouw verkiezen ten koste van bedrijventerreinen. De overheid moet tegen gemeenten die bedrijven geen ruimte geven, kunnen zeggen: ‘Neem je bedrijven niet serieus? Niet in mijn achtertuin!’
Mark Helder
Voorzitter Koninklijke Metaalunie